Met haar bijna 101 jaar is mevrouw Mien Terwijn-Van Straaten waarschijnlijk de oudste lezer van Katholiek Nieuwsblad. Ze is nog altijd even enthousiast over de krant én behoorlijk bij de tijd.
Hoelang mevrouw Mien Terwijn-van Straaten op KN geabonneerd is, kan ze zich niet herinneren. “In ieder geval heel lang”, vertelt ze in haar appartement in Lisse. “Mijn buurvrouw had het en ik kreeg het van haar. Maar toen bedacht ik dat jullie dat geen geld opleverde, dus heb ik zelf een abonnement genomen.” KN bevalt haar nog steeds prima, maar ze leest het niet meer zo vaak als vroeger. “Ik heb geen tijd, ik val altijd in slaap.”
Terwijl ze vertelt dat ze KN altijd met plezier gelezen heeft, wil ze ineens weten hoe het met Michaël As gaat, bekend vanwege zijn vaste rubriek over heiligenlevens. Ze weet nog precies dat hij begin deze eeuw met zijn gezin met twaalf kinderen naar Ierland is vertrokken. “Het zijn mooie stukjes over die heiligen.”
Heel wat meegemaakt
Als je bijna 101 bent, heb je wel wat meegemaakt. Ze kan zich nog goed herinneren dat kardinaal Simonis, inmiddels 86, in Lisse zijn eerste heilige Mis deed. Zij kende moeder Simonis van het Marialegioen.
Mien Terwijn studeerde wiskunde om les te kunnen geven. “Ja, ik kon anders dienstmeisje worden. Daar had ik geen zin in.”
Na Pasen hoopt ze 101 te worden. “Gelukkig aan de goeie kant. Vorig jaar viel het in de Goede Week, dus dat hebben we uitgesteld. ‘Lang zal ze leven’ hoefde van mij niet. Toen heeft onze diaken een lied geschreven.” Enthousiast begint ze het te zingen: “Zalig zal ze sterven, de hemel zal ze erven.’ Simonis vond het ook geweldig, die heeft het later ook gebruikt.”
De kardinaal bezocht haar feest en gaf haar drie zoenen. “Ik heb nog nooit drie zoenen van een kardinaal gehad”, zei ze hem. “En ik nog nooit van een honderdjarige”, had de kardinaal geantwoord.
‘Vooral lid blijven’
Ze heeft als vermoedelijk oudste KN-lezer wel een boodschap voor de anderen: “Dat ze vooral lid moeten blijven. Het is een goede krant.” Maar ze heeft ook nog wel een paar vragen. Zo wil ze weten hoe het met columniste Brechje Loenen gaat. “Die was toch naar Amerika? Ik vond haar stukjes altijd erg leuk.”
Ze is blij dat Arnulfus Stichting de ANBI-status terug heeft gekregen. En wat goed dat KN ook de ANBI-status heeft gekregen.
Ze is zeker van plan de periodieke gift voor de komende vijf jaar voort te zetten. “Als ik dan nog niet dood ben”, zegt ze nuchter.
‘Doodgaan is helemaal niet erg’
Ze geeft toe dat ze “zo af en toe” nog veel plezier heeft in het leven. “Maar dood zijn is veel handiger hoor, dan ben je van al de ellende af en zit je in de hemel.”
Als we vragen of ze uitziet naar de hemel antwoordt ze met een resoluut ‘ja’. Even is het stil en dan begint ze plotseling te zingen: “Als ik straks in de hemel kom, dan zoek ik eerst naar jou. Dan kijk ik even achter God en vraag ‘Zit daar mijn vrouw?’ (…) En ik roep verblijd: na zoveel jaar gescheiden zijn ben jij nu weer mijn meid. Ik ben des Heren, niets kan mij meer deren.’ Weet je waar dat vandaan komt? Van de zusters augustinessen van St.-Monica. Daar was mijn zus bij. Die is doodgegaan in eer en deugd. Maar daar hadden ze nogal eens feest en dan hadden ze onder meer dit lied erbij.”
Ze snapt niet dat er soms gepreekt wordt alsof doodgaan het ergste is. “Dat is helemaal niet erg, dan is het maar klaar. We zijn op aarde om God te dienen en dáárdoor in de hemel gelukkig te zijn en niet, zoals tegenwoordig hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn. We zijn hier om God te dienen. Nou, na God honderd jaar gediend te hebben, vind ik het eerlijk gezegd wel zat.”